Vrijdag, Uros en Amantaní

23 september 2016 - Amantaní, Peru

Vroeg op want we moeten de boot halen. De grootste bagage laten we achter in het hotel want we gaan naar Amantaní en komen daarna weer terug in Puna.
Met elf riksja's achter elkaar aan slingeren we door de stad naar de haven en installeren we ons op de boot. We tuffen over Lake Titicaca, wat zo groot is dat het een zee lijkt. Hier en daar passeren we eilanden en na een uurtje komen we aan bij Uros, de drijvende rieteilanden. Dit is echt heel raar. Deze eilanden worden gemaakt van riet, wat in grote velden hier in de zee groeit. Het wordt in dikke lagen opgestapeld, in verschillende richtingen en stevig vastgesnoerd.  Daarop leeft een gemeenschap van enkele duizenden mensen, hun huizen bouwen ze van riet, ze koken met riet, bouwen boten van riet, vissen door visgaten in het riet en eten zelfs riet. Als je loopt heb je het gevoel dat je erdoor heen zakt, heel raar, ook al weet je dat het drie meter dik is. Toch wel een gek idee want aan de onderkant wordt het weggevreten door vissen en algen en aan de bovenkant wordt het steeds aangevuld.
Een paar honderd jaar heeft hier een volk vrij geïsoleerd geleefd, waarschijnlijk om de conquistadores te ontvluchten. Ze leefden van de visvangst, maar door uitheemse vissen is de visstand in het Titicacameer gedecimeerd en trokken ze weg. Pas toen er vanuit de toeristische hoek belangstelling kwam zijn de eilanden weer bevolkt en leven ze nu op dezelfde wijze als vroeger, maar in plaats van vissen, (ont)vangen ze nu toeristen.  Eigenlijk dus best een tourist-trap, maar ze leven wel echt zo, folkloristische klederdracht en al.
Nogal een vreemd gezicht trouwens om op elk primitief hutje van riet of golfplaten een zonnepaneel te zien. Het blijkt dat de nieuwe president iedereen die niet op het elektriciteitsnet kan worden aangesloten een zonnepaneel geeft, zodat ze ook een lampje kunnen branden.
Stromend water is er niet, wel toiletten en tonnen water waar je wat uit kunt scheppen om door te spoelen. Als je hier in Peru (niet alleen in Uros) naar de baño gaat krijg je een paar velletjes wc papier tegen betaling van 1 soles, ongeveer dertig cent. En het papier mag nergens in de wc, dat trekt het riool niet, dus er staat altijd een emmer. Het went maar hygiënisch is anders. 
Na Uros gaan we naar Amantaní. Dit is een ander eiland in het Titicacameer, een paar uur verderop. Hier is het helemaal basic en we gaan daar slapen bij de bevolking thuis. We komen aan in een haventje en daar staan de 'mama's' van onze logeer-families al klaar, in prachtige klederdracht. We worden verdeeld in groepen van vier en lopen achter onze mama aan naar haar huis. Dit is een klim van ongeveer 300 meter en ook al lopen we langzaam, de hoogte maakt dat we als een stel oude wijven de berg op sjokken. ik verdenk de paar hele oude vrouwtjes die ons inhalen ervan dat ze ons uitlachen, maar ze zijn beleefd genoeg om het stiekem te doen. Het meer ligt op 3800 meter en we gaan dus boven de 4000, ik heb het gevoel dat er hier bijna geen zuurstof meer is. 
De familie bestaat uit twee zussen en een oude moeder. De broers, man en kind van een van de zussen werken allemaal in Puno. Ze verbouwen groentes en hebben vee, dat is hun bron van inkomsten. Ze krijgen geen geld van ons, vandaar de boodschappen van ons. Wel wordt er geld van ons gedoneerd aan de gemeenschap en daarmee betalen ze faciliteiten zoals het onderhoud van de tientallen km's voetpaden op de berg, aanleg van waterleidingen, stroomvoorzieningen, schooltjes, etc. 
Het huis heeft dus sinds kort stromend water, maar het is niet verder dan de erfgrens aangelegd. Dus er zijn twee kranen buiten die uit de grond steken, eentje waar de keuken staat en eentje bij het slaapgebouwtje.  Beneden is via buitenom de baña te bereiken, waar een douche, toilet en wastafel is. Helaas geen stromend water dus. De toilet spoel je door met water wat je buiten met een emmertje uit een grote ton haalt.  Douchen is er niet bij en als je je wilt wassen, moet je het ijskoude water uit het buitenkraantje pakken. Ik pak de deo wel een keertje extra. 
Onze slaapkamers zijn verrassend luxe, met echte bedden, van hout. Het matras voelt ook aan als hout. Er zijn twee of drie bedden per kamer. Het is hartstikke koud 's nachts dus op de bedden liggen vier dekens, net zo dik als een vloerkleed, loodzwaar. Verder een totaal gebrek aan moderne middelen, wel een peertje aan het plafond, sinds kort hoorde ik, maar het huisje waar gekookt en geleefd wordt heeft maar één vertrek en die is niet groter dan twee bij vier meter. In de keuken wordt gekookt op houtgestookte kookplaatjes, zelf gemaakt van steen, heel primitief. Er staat een kastje en een tafel met houten bankje en daarmee is de ruimte vol. Als er gekookt wordt moet de metalen voordeur open gehouden worden omdat anders de rook niet weg kan. 
We komen aan de praat, met handen en voeten, en het blijkt dat de rolverdeling tussen mannen en vrouwen hier heel anders is. De vrouwen hebben de regie hier. De klederdracht is prachtig geborduurd en het borduurwerk wordt door de mannen gemaakt.  Als een jongen verliefd wordt en wil trouwen met een meisje, dan moet hij de kleding van de vrouw maken, met zo mooi mogelijk borduurwerk. Jammer dat mijn Spaans niet goed genoeg is om te vragen hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen. 
Ook werken de mannen hier veelal, naast het borduurwerk, in de handel in geborduurde kleding, mutsen, tassen en toeristenspul, waar je over struikelt als je door de stad loopt. 
De mensen zij hier echt arm, leven zoals onze overgrootouders, maar zijn ook allemaal superlief en vriendelijk. Ze hebben voor ons een heerlijke lunch bereid, met soep en een bordje met aardappel, okra, rijst en wortelen, met salade van tomaat erbij. Met weinig middelen maken ze iets moois. 
In de middag maken de mensen die nog zuurstof hebben een wandeling, de rest (ik dus ook) bekijkt het dorpje en omgeving. Het is alsof je in een film met amish zit uit de vorige eeuw, alleen de kleding is anders. De kinderen spelen met zelfgemaakte ballen en stokken en dragen ook traditionele kleding en gebreide kleurige mutsen en dat is echt niet voor de toeristen. 
Als het donker wordt krijgen we een diner, ook weer op het houten bankje in het kleine huisje, met soep, pasta en de eeuwige incathee als toetje. De cocabladeren en andere kruiden worden uit de tuin geplukt. 
Na het eten hebben ze in een soort community ruimte een feest georganiseerd. We moeten allemaal traditionele kleding aan en drie locale snotneuzen bonken op een trommel, spelen de banjo en zingen liedjes in de locale taal, ketchua. Heel grappig, het klinkt voor geen meter en dansen kunnen ze niet maar we hossen met de locale bevolking mee en hebben dikke pret want het ziet er natuurlijk niet uit.
Redelijk vroeg gaan we terug naar huis, lopen de berg weer op in het pikkedonker en vinden ons bed. Het is ijskoud in de kamer, maar die dikke dekens zijn lekker warm.
 

Foto’s

1 Reactie

  1. Jeanine van Keane:
    27 september 2016
    Hi meis. Wat een geweldig avontuur! Met bijzondere ontmoetingen. En weer hele mooie foto's. Ik hoop zo dat je went aan net hoogteverschil en dat je de trail kan lopen.
    Ik smul in ieder geval van elk verslag!
    Liefs Jeanine